Gladheid komt ieder jaar weer terug en gladheidsbestrijders die dit vak al vele jaren uitvoeren kennen de kneepjes van het vak inmiddels. Ook voor hen is het handig en nuttig een jaarlijkse gladheidscursus te volgen om weer scherp het nieuwe winterseizoen in te gaan. Voor de minder ervaren gladheidsbestrijders is de materie nog onbekender en rijzen er misschien direct al meerdere vragen. Een aantal van deze vragen beantwoorden we in deze blog.
1. Wanneer wordt er voor het eerst gestrooid?
Normaal gesproken loopt het gladheidsseizoen van 1 november t/m 31 maart, maar het weer houdt zich uiteraard niet altijd aan de kalender. Zo komen zomerse dagen (temperatuur boven 25 graden) ook vroeg in het jaar of juist later voor. Aan de andere kant kan het eind oktober al tot hele koude nachten komt, waardoor er al gladheid kan ontstaan. Soms hebben we zelfs begin april nog met sneeuw en vorst te maken, waardoor de gladheidsbestrijders de weg nog op moeten. Uiteraard staan wij klaar vanaf het eerste tot het laatste gladheidsmoment.
2. Wat is ZOAB en DAB, wat is het verschil en hoe kan dat het strooibeleid bepalen?
ZOAB staat voor Zeer Open Asfalt Beton en DAB betekent Dicht Asfalt Beton. ZOAB is veel poreuzer waardoor water sneller wegstroomt, maar ook zout (pekel) verdwijnt veel sneller van dit wegdek. Bij een grote verkeersintensiteit is dit effect niet groot, maar zeker in de nacht en op vluchtstroken kan dan veel minder zout aanwezig zijn en moet daar dus het strooibeleid op aangepast worden. Bij DAB blijft water langer op de weg aanwezig, waardoor er eerder bevriezingsgladheid kan plaatsvinden, maar zout verdwijnt daarentegen minder snel van het wegdek.
Zie ook: Waarom wordt ZOAB sneller glad dan DAB?
3. Hoe vaak per jaar wordt er gemiddeld gestrooid?
Dat is uiteraard heel erg afhankelijk van de winter en in welk deel van het land je zit. Als we de winters van de afgelopen 10 jaar als norm aanhouden moet over het algemeen rekening gehouden worden met 20 (Zeeland) tot 50 (Oost-Nederland en Limburg) nachten waarop er kans is op (lokale) gladheid. Dat betekent niet dat er dan ook zo vaak gestrooid hoeft te worden, maar wel dat er contact is met de meteorologen om de situatie en de kans op gladheid te bespreken.
Meer tips over gladheidsbestrijding? Volg Infoplaza Gladheidsbestrijding op LinkedIn
4. Hoe kan ik in het GMS zien dat er gestrooid is?
Als meteorologen bekijken wij dagelijks de grafieken van het GladheidMeldSysteem (GMS) en op basis daarvan kunnen we (meestal) goed opmaken of er gestrooid is en belangrijker nog of er nog genoeg zout op de weg ligt. Als gladheidsbestrijder kan je dit natuurlijk ook doen. Zoutwaardes tussen 250-1000 µS betekenen meestal dat er op dat moment voldoende zout ligt. Tussen de 5 en 250 is een teken dat er onvoldoende zout ligt. Zie je waardes die tussen 0 en 4 liggen dan wil dat niet zeggen dat er geen zout ligt. Als je zeker weet dat je gestrooid hebt en dit kan niet weggespoeld zijn, dan betekent het vaak dat de weg droog is. Als de geleidingswaarden zakken terwijl het droog is en er geen sprake van condensatie is, dan noemen we dit droging (van de weg).
Foto: Henk Voermans
5. Hoe worden de locaties voor meetpunten om gladheid te bestrijden gekozen?
Gemeentes beschikken vaak, afhankelijk van de grootte, over 1 tot 5 meetpunten. Provincies hebben er vaak wel wat meer. Deze zijn geplaatst op de meest strategische plaatsen; zoals bijvoorbeeld het koudste punt in de gemeente. Deze wordt gevonden door een temperatuurmeting te doen tijdens een koude en heldere nacht. Als het op het koudste punt niet tot gladheid komt, is de kans groot dat het nergens in de gemeente glad zal worden. Dit gaat niet altijd op, want je moet onder andere ook rekening houden met vochtige locaties waar snel bevriezing plaatsvindt of bijvoorbeeld schaduwplekken en plaatsen zonder bodemwarmte.
Lees ook: Gladheid tijdens de herfst en in het vroege voorjaar: bruggen en viaducten
6. Worden fietspaden sneller glad dan gewone wegen?
Nederland is hét fietsland bij uitstek en dat is duidelijk te merken aan de fietsdichtheid. Er wordt ook verwacht dat fietspaden goed worden onderhouden en zeker als er gladheid dreigt. Dat gebeurt vaak eerder op fietspaden dan op gewone wegen en dat heeft meerdere oorzaken. Het asfalt waar fietspaden mee gemaakt zijn, is vaak veel minder dik, waardoor warmte minder makkelijk opgeslagen kan worden. Daarnaast is de kleur van het asfalt vaak rood. Rood asfalt wordt minder warm dan zwart asfalt en koelt ook sneller af. Daarnaast liggen fietspaden net wat vaker in de schaduw, worden ze minder bereden en blijven ze langer nat. Hierdoor is er een groter risico is op gladheid.
7. Wanneer is het beste moment om te strooien? In de avonduren of in de tweede helft van de nacht?
Dit ligt natuurlijk heel erg aan de situatie. Is de weersituatie heel duidelijk dan kan er vaak al in de avonduren gestrooid worden. Dit zijn de nachten die zowel voor de meteorologen als de gladheidsbestrijders het eenvoudigste zijn om gladheid te bestrijden. Het komt echter geregeld voor dat het erom hangt of er gladheid gaat komen. Je kan voor zeker gaan en dit dan toch in de avond doen of je wacht het af en neemt de beslissing rond 3 of 4 uur, zodat je nog net voor de spits klaar bent. Je kan hierdoor een aantal strooibeurten per jaar uitsparen. Keerzijde is natuurlijk dat er midden in de nacht gestrooid moet worden. Dit is uiteraard een afweging die binnen je gemeente en provincie gemaakt moet worden.
De meteorologen van Infoplaza staan in elk geval 24/7 voor jullie klaar. Tijdens sneeuwsituaties is strooien helemaal lastig te plannen en moet je als gladheidscoördinator vaak 24/7 stand-by staan. Tijdens sneeuwval zijn ook overdag vaak strooiacties nodig.